U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuggeld"
Resultaten 1 - 4 van 4
- heugen II: der wuur dan gezegd: Wel wil heugen? Die dan beudt en der niet an bleef hangen, trök heuggeld (Sleen)
- heuggeld: Het heuggeld was een kwartien van een daalder (Sleen)
- heuggeld: Der bint lu, die het allend um het heuggeld begund is (Diever)
- trekgeld: heuggeld