U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuihark"
Resultaten 1 - 4 van 4
- harkenbeugel: Op de heuihark zit harkenbeugels, de twiegen bint van wilde rozen (Sleen)
- heuihark: De heuihark kan niet weer klaor, de kop is breuken (Borger)
- padhark: IJ hadden een padhark en een heuihark (Sleen)
- zwil I: Wij maakt met de heuihark het heui in zwelen (Borger)