U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuivak"
Resultaten 1 - 14 van 14
- beplukken: Het korenvak wör schoren en het heuivak wör beplukt
- gat: Wij kriegt al een mooi gat ien het heuivak
- glien: Wat een waoghalzen, die kwaojongen, ze gliedt mij zo bij 't heuivak naor beneden (Hoogeveen)
- heuivak: Wij hebt het hondenöst onder het heuivak (Nijeveen)
- heuivak: Het heuivak is de tussenruumte tussen het vierkaante wark ien het achterhuus (Wapserveen)
- heuivak: Wij hebt een koker in het heuivak veur de brui (Stieltjeskanaal)
- hol I: Een mölle was een hol ien 't heuivak, um appels ien te bewaren (Ruinerwold)
- ofharksel: ...is dat heui, dat aj van het heuivak ofharkt (Hollandscheveld)
- peiliezer: De lui van de braandkaste gungen 's zomers bij de boeren langes um het heuivak te peilen mit het pei (De Wijk)
- peiliezer: Het peiliezer hung altied bie het heuivak (Roswinkel)
- röttenklooster: Wij hebt ien het heuivak een ratteklooster ezet
- spies I: Wij steuken de spies, een lange iezern stange in het heuivak um de brui te mèten (Elim)
- steekiezer: Het steekiezer stiet in het heuivak (Kerkenveld)
- zaodvak: IJ hadden een heuivak en een zaodvak in de schuur (Emmen)