U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuvel"
Resultaten 1 - 6 van 6
- heuvel I: Wij gaot heuvel op, heuvel of (Diever)
- heuvel I: Daor zit een dikke heuvel in het laand (Hooghalen)
- heuvel I: In Pais hebben wie gain heuvel (Peize)
- heuvel II: Dat kind wil nait om liek, ze binnen der heuvel mit aan
- heuvel II: Wat is die man heuvel (Wijster)
- hevel: Met een heuvel kuj de bomen oplichten, dan wil de kette der makkelijker um toe (Hijken)