U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hichten"
Resultaten 1 - 4 van 4
- hichten: Ie muut wat minder roken, ie doot jao niks as hichten, aj de trappe opkoomt (Noordscheschut)
- hichten: Wat steeit dat peerd ja aal te hichten, is e wel goud? (Gieten)
- hichten: Hie steeit te hichten as een hond veur de kar (Gasselte)
- hichten: 'k Heb zo hard lopen, ik moet er van hichten (Emmen)