U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hiddel"
Resultaten 1 - 11 van 11
- hiddel I: Wat is dat kind een hiddel, die kan gien moment stil weren (Hijken)
- hiddel I: Dat hiddel van een wicht moej niet metnemen naor de kerk (Balloo)
- hiddel I: Dat meinse is toch wal zo'n hiddel, het löp zuchzulf veurbij (Beilen)
- hiddel I: Die vrouw is of en toe hielemaol op de hiddel
- hiddel II: Het was een hiddel kerelie en luip het waark veurbai (Peize)
- hiddel II: Een hiddel peerd (Roderwolde)
- hiddel II: Een hiddel ding, dat wicht (Eelde)
- hiddel II: Maok joe mor niet zo hiddel (Norg)
- hiddel II: Meinsie doe toch niet zo hiddel, ie brengt zo ja alles op onstuurd (Hooghalen)
- iedel: hiddel
- titteltopt: En dan zint ze deur de regel zo verhitst en zo hiddel en zo tiezig en titteltopt, as vaoder of moede