U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hielen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- brokkelig II: De koekies waren zo brokkelig, er wazzen haost gien hielen bij (Borger)
- hiel I: Zit mij niet op de hielen te trappen (Coevorden)
- hiel I: Hij redt mij geregeld bie de hielen of
- hiel I: De veldwachter zat Jans vlak op de hielen (Westdorp)
- hiel I: 'k Heb hom de huil dag op de hielen zeten, aans kwam 't nait klaor (Emmer Erfscheidenveen)
- hiel I: 't Is net of de duvel hum op de hielen zit
- zoltpilaar: Zoltpilaren bint hielen (Stieltjeskanaal)