U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hobbeln"
Resultaten 1 - 7 van 7
- hobbeln: Wat kan dat kind hobbeln op het neie hobbelpeerd (Ruinerwold)
- hobbeln: Je moet dat kind even hobbeln (Klazienaveen)
- hobbelpeerd: Het kind zat te hobbeln op zien hobbelpeerd (Nieuw Amsterdam)
- hobbelstee: Dat zal wel hobbeln aw over die hobbelstede vaeren moet (Wapserveen)
- hobbelstoel: Dat kind zit aaid te hobbeln in die hobbelstoel of in het hobbelpeerd (Weerdinge)
- hoepeln: hobbeln
- huppeln: hobbeln