U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoepel"
Resultaten 1 - 12 van 12
- drommekater: Drommekaterse jong, hoepel toch op (Borger)
- edder: Vrogger worde der beweerd dat een adder zien starte in de bek stak en dan de meinsen as een hoepel a (Havelte)
- fraai: IJ bint mij een fraai heerschap! Hoepel mor gauw op! (Eext)
- hoep I: hoepel
- hoepel: De hoepel lig er haoste of (Elim)
- kaorrad: De hoepel is van het krooirad of (Barger Oosterveld)
- krom: Het is zo kroem as een hoepel (Coevorden)
- las I: Der zit een lasse in de hoepel (Diever)
- opkrimpen: Een hoepel wordt gloeiend maakt, kwam dan op een rad en mus door opkrimpen (Barger Compascuum)
- rinkelhoepel: Een rinkelhoepel was een holten hoepel met spieken, waor ronde blikkies en krallen um toe zaten, die (Nieuw Dordrecht)
- strampel: Ik heb net een straampel esneden veur mien hoepel (Zuidwolde)
- umspannen II: Um die holten wasbalie moew een neie hoepel umspannen (Havelte)