U zocht voorbeeldzinnen met daarin "holterig"
Resultaten 1 - 13 van 13
- buug: Dat meinse lop toch zo holterig, die hef gien buug in de benen (Hijken)
- golfslag: Een schip daj tegen de golfslag intrekken mussen, gung holterig (Smilde)
- holterig: Dat is dik, holterig stro (Klazienaveen)
- holterig: Het kwam der aordig holterig oet (Sleen)
- holterig: Harm stiet er altied zo holterig bij, net as hij der niet bijheurt (Havelte)
- holterig: Wat is dat een groot holterig vrouwmens (Barger Compascuum)
- holterig: Ze beweug heur niet makkelijk, ze is wat stief en holterig (Broekhuizen)
- holterig: Wat hef dei een holterig gezichte (Barger Oosterveld)
- holterig: Hie kik wat holterig oet
- holterig: Die koou is zo holterig, de botten steekt aal kaanten deur 't vel (Eext)
- klabiender: een starke man met lange bienen en een wat onverschillig en holterig figuur (Oosterhesselen)
- slief: is wat holterig, wat sloppig (Dwingelo)
- stokkerig: Tegen een wat hiele kèrel weur wel ies zegd: Wat een stokkerige kèrel. Die is ok wat holterig (Sleen)