U zocht voorbeeldzinnen met daarin "honds"
Resultaten 1 - 10 van 10
- honds: Hie kan zo honds veur den dag kommen (Sleen)
- honds: Ik kreeg een honds antwoord (Gieten)
- honds: honds
- honds: Hij hef mij honds behaandeld (Elim)
- honds: Dat was mor honds doun
- lampion: Hebt ze die kinder met heur lampions niks geven? Dat is ja honds (Schoonebeek)
- naosjouwen: De honds sjouwt mie overal nao (Barger Oosterveld)
- ofdoen: honds ofdoen een honds antwoord geven (Ruinen)
- tandarts: Die tandarts hef mij honds behandeld (Norg)
- weerumsturen: Wai wörden een beetie honds weeromstuurd (Peize)