U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoogvlieger"
Resultaten 1 - 4 van 4
- hoogvlieger: Dat is ok gien hoogvlieger
- hoogvlieger: Ien, die meer döt as e kan is een hoogvlieger (Zwinderen)
- hoogvlieger: Dat is een hoogvlieger, hij waogt meer as e kan (De Wijk)
- metkommen: Dat kind is gien hoogvlieger, het kun haost niet metkommen op schole (Beilen)