U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hul"
Resultaten 1 - 7 van 7
- bedienen: Aj de meinsen goed bedienden, dan hul ie ook klaanten (Koekange)
- kekelkont: Ik wol dat die kekelkont zuch een toertie stil hul (Balloo)
- leeg I: Hij hul bij hoog en leeg vol (Anderen)
- lössteken: Een hul werd an ien kant lösstökken
- toeholden: Hie hul met de hoesholdster toe
- umhoog: Hij hul vief vingers omhoog (Barger Oosterveld)
- zul: Het eerpelschellerie hul men over de zul