U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hulp"
Resultaten 1 - 18 van 18
- ankommend: Mien vrouw het ook hulp, dai het ain aankomend maidje kregen (Valthermond)
- beklag: Hie hef zien beklag inbracht, maor het hulp hum niet veule (Beilen)
- bewaschern: Een vaste hulp mus ie vrogger bewassen (Wapserveen)
- geupig: In de eerste tied hulp oes Geessien hum overal met, maor dat weur wat geupig
- hulp: Zij was een goeie hulp in de hoesholden (Roswinkel)
- hulp: Die man hef hulp neudig (Barger Oosterveld)
- hulp: Mien hulp komt donderdags (Norg)
- hulp: Wij doet hulp um weerhulp
- kloek: Wat is dat ain klouke maid, daor hebben zai ain flinke hulp aan (Valthermond)
- kniet: Kniet hulp goed veur het verbranden van onkroed in de haver (Barger Compascuum)
- manwief: Dei vrouw hulp een vracht pakkies oplaoden, het is een manwief (Peize)
- redde: Vraog heur mar um hulp, want daor is ze aordig redde in (Zweelo)
- stulp II: Wat was er een konsternaotsie, alles leup hulp over stulp
- toe I: Hej nog hulp toe?
- weerhulp: Hulp en weerhulp is met dichte buus betalen (Sleen)
- weerhulp: Hulp um weerhulp en de geldpuut blif hiel
- wil: Het was een goeie hulp, ik heb er een bool wille an had (Wapserveen)
- zier: Wat ij ok tegen hum zeden, het hulp gien zier; hie gung zien eigen gang (Buinen)