U zocht voorbeeldzinnen met daarin "indruk"
Resultaten 1 - 4 van 4
- indruk: Hie was er van under de indruk (Sleen)
- indruk: Dat hef niet veul indruk op hum maakt (Barger Oosterveld)
- indruk: Wat veur indruk heb ij van die kèrel (Westerbork)
- overweldigend: Dat dat wicht (...) nog net zo'n overweldigende indruk maoken zul as aleer?