U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ingang"
Resultaten 1 - 19 van 19
- aangank: ingang
- ansnien: Eerst een ingang graven en dan een bankien ansnieden (Barger Compascuum)
- hangkast: Bij de ingang van de opkamer hadden wij een hangkast (Sleen)
- ingang: Ie mouten ons bie de ingang mor even wachten (Valthermond)
- ingang: Met ingang van die daotum (Dwingelo)
- ingang: De ingang van de zaol was aachter (Roderwolde)
- ingang: Aw eerder hen de kerk gungen, haw bij Derk Eising de ingang (Sleen)
- ingang: Bij die lui daor vlak bij kerk hebt wij de ingang (Vries)
- ingang: ingang
- ingang: Een ingang graven (Klazienaveen)
- ingangsborrel: (...) eerst een ingang graven. Als de week om was kwam de baas en vroeg: hoeveel geld? Het bedrag da (Weiteveen)
- inloop: ingang
- kerkingang: ingang
- oetgang: Waor een ingang is, is ok een oetgang (Ekehaar)
- oetgang: Hij wet van zien ingang en zien uutgang
- papegaai: Bij de ingang van de dierentuun in Emmen waren papegaais (Sleen)
- slingerslag: De eerste ingang van de putte
- verieningsgebouw: De ingang van het verienigingsgebouw hebt ze op een aandere plaots maakt (Zweelo)
- verrumen: Wij moet de ingang wat verrumen (Zwinderen)