U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inmennen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- inmennen: Het wordt vandage mooi weer. Non gauw an het inmennen (Zweelo)
- inmennen: Dat hoes is leeg van inmennen
- inmennen: Een jong peerd inmennen (Zuidwolde)
- poortenbaander: ik het voor heui der inmennen (Zweelo)
- van II: Die deure is lege van inmennen