U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inrien"

Resultaten 1 - 2 van 2

• deurmenning: Bij de grote boeren kuj mit het heui de iene baander inrien en an de aandere kaante der weer uut, de (Koekange)
• inrien: IJ kunt overal morzo niet inrien (Sleen)

© 2009 Rijksuniversiteit Groningen