U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inspringen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- bocht I: Mit het touwgienspringen muuj ook wel ies tegen de bochte inspringen (De Wijk)
- inspringen: Met touwgienspringen moej inspringen (Zeyen)
- inspringen: Ik kan beslist niet. Kun ie veur mij inspringen? (Nieuw Amsterdam)