U zocht voorbeeldzinnen met daarin "intrekken"
Resultaten 1 - 16 van 16
- anslag: We haren vandaege veule anslag, wij muzzen intrekken en kregen ok nog vesite (Diever)
- gaonde: Met het intrekken hew een kommende en een gaonde wagen in gebroek (Oosterhesselen)
- golfslag: Een schip daj tegen de golfslag intrekken mussen, gung holterig (Smilde)
- hoekgarve: IJ moet die hoekgarve een beetien intrekken, aans goj schief (Sleen)
- intrekken I: Wij hebt het net raakt met het intrekken, wij waren net veur de bui an (Stieltjeskanaal)
- intrekken I: Het was in het intrekken, doou ze feest had hebt (Eext)
- intrekken I: As de rogge der of was, dan begunde wij mit het intrekken (Havelte)
- intrekken I: met het intrekken en mietzetten (Vries)
- intrekken II: De zalve zal der wal intrekken (Barger Oosterveld)
- klauw I: Bij rogge intrekken haren ze vrogger een klauwe, waor de repe deur etrökken worde (Diever)
- maljannendag: Een dag veur het intrekken, dan werd er jenever verstrekt. Maljannendag (Eelde)
- nok I: As het intrekken daon is, dan hew het hoes tot an de nok toe vol (Oosterhesselen)
- schoten: Bij het intrekken is schoten het mooiste wark (Eext)
- trekker: De gastestreek wordt nao het intrekken mit de trekker schone etrökken
- voorlader: Hij was voorlader met het intrekken (Sleen)
- wagen: De staonde wagen is de wagen die bij het intrekken in de schuur is; die underweg is, is de gaonde wa (Sleen)