U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inwendig"
Resultaten 1 - 13 van 13
- bestendig: Kalm en bestendig en de knepen inwendig
- inwendig: Hie har inwendig nogal wat kneuzings (Eext)
- inwendig: Hij hef het inwendig (Padhuis)
- inwendig: Hai haar het inwendig zitten (Valthermond)
- inwendig: Inwendig de boel opknappen
- inwendig: IJ kunden der niks van zien, mor inwendig was e goed hellig (Sleen)
- inwendig: Inwendig heb ik een hekel an alcoholgebruuk (Norg)
- inwendig: Ik möt het inwendig betalen (Padhuis)
- inwendig: Stil en bestendig, mor de knepen inwendig
- kalm: *Kalm en bestendig, mar de knepen inwendig
- op I: Inwendig heb ik er niks met op (Een)
- opvreten: Inwendig zat hie zuk op te vreten
- toelopen: Inwendig löp het taps toe (Nieuw Amsterdam)