U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inzetten"
Resultaten 1 - 14 van 14
- glas: Ik mut nog nei glas inzetten (Hollandscheveld)
- glazenmaker: De glaezemaeker hef er ewest te roeten inzetten (Wapserveen)
- hoog: Ik zit hoog genog met dat huus inzetten (Klazienaveen)
- inzetten: Toen der nog gien orgel in de karke was, mus de veurzanger de pesalms en gezangen inzetten (Havelte)
- inzetten: Wij bint an het bonnen inzetten (Hooghalen)
- inzetten: Hij wol wel warken, hij wol hum der wel veur inzetten (Ruinerwold)
- lampeloek: Het laampeloek of laampegat, daor kuj vanuut de keuken een laampe inzetten (Zuidwolde)
- overspieken: De fietsemaeker mus er neie speken inzetten. Hij mus het overspeken (Wapserveen)
- ritssluting: Ik heb de ritssluting in de rok kepot, daor moet ik een neie inzetten (Emmen)
- verkreukeln: Waor hest inzetten? Dien jesse is hielemaol verkrökkeld (Padhuis)
- vermolmd: Laow der mar een nei kezien inzetten, want het holt is hielmaol vermolmd (Oosterhesselen)
- veurzanger: Toen der nog gien orgel in de karke was, mus de veurzanger de psalms of gezangen inzetten (Havelte)
- vulstuk: Die geut is lek, daor moei even een vulstuk inzetten (Weerdinge)
- vulstuk: Ie kunt argens een stok inzetten, dat is een vulstok (Wapserveen)