U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jak"
Resultaten 1 - 17 van 17
- biendjak: Een biendjak is een jak mit lange mouwen (Wapserveen)
- buis II: jak
- hardhèurig: Die hond is haardheurig, die mot wat op het jak hebben (Gasselte)
- jak: Vrogger drèugen de vrouwen een jak met een schoot (Vledder)
- jak: een jak, det harren ze over het mouwrompien (Ruinerwold)
- jak: een jak, veur mit knoopies dichte, dat aover de rok hunk. Daoraover kwaamp, vast ebunden um de midde (Hoogeveen)
- jak: Jannao trök het jak lös um de kleine de börst te geven (Havelte)
- jak: Hie hef gooud wat op het jak had
- jak: Hij hef hum wat op het jak geven (Diever)
- jak: Een pak op het jak kriegen (Hijken)
- jak: Zie hebt hum wat op het jak knupt
- kèursjak: Het kèursjak is een luxe jak vèur vrouwlu (Dwingelo)
- knuppen: Hij hef hum wat op het jak knupt (Klazienaveen)
- mouwjak: Een mouwjak is een olderwets jak mit mouwen en een schootie (Geesbrug)
- schammeloek: Een schammeloek is een bont jak in de vörm van een buissien, dat deur aoldere vrouwen vroeger 's mà (Emmen)
- schammeloek: ...een stief angesloten jak (Peize)
- schoot I: Vrogger hadden de vrouwlu lange schoten an het jak (Ruinen)