U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jakkern"
Resultaten 1 - 3 van 3
- jakkern: Wat moew der tegen jakkern um met te kommen (Sleen)
- jakkern: Hij hef wat jakkern daon op dei olde motor (Roswinkel)
- jakkern: Niet aal hen en weer jakkern; zet de fiets maor op deel (Gasselte)