U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jegender"
Resultaten 1 - 7 van 7
- jegender I: Hier is een haansk, waor is zien jegender? (Roderwolde)
- jegender I: Dat is der een jegender van
- jegender I: Ik har een gat in de klompe, nou moe'k nog ies even een jegender der bijzeuken (Hijken)
- jegender I: Dit laom is een jegender van die daor in die hoouk (Eext)
- jegender II: Grietje haar dat jegender dail ook nait (Valthermond)
- misschèrig: jegender
- weerschien: jegender