U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jentig"
Resultaten 1 - 5 van 5
- jannigheid: jentig
- jentig: Hie löp ter nog jentig over (Sleen)
- jentig: Het was aaid een jentig vrouwgien (Oosterhesselen)
- jentig: Dat steit dij jentig (Gieten)
- jentig: Wat staoj der ja jentig op vandaog