U zocht voorbeeldzinnen met daarin "juk"
Resultaten 1 - 20 van 22
- dragen: Mien vaoder druig altied het juk as e van het melken kwam (Valthermond)
- gangbaor: Dat juk is nog wel gangbaor; aj het ding oplapt kan het nog een heeil toer met (Eext)
- gobbeln: Vrouger, toen melk nog met juk en emmers van het laand haold wuir, lagen er kruusies op de melk veur (Zuidlaren)
- heringventer: heringventer har nog een juk op de scholders (Zuidwolde)
- juk: Doe het juk maor umme, wij mut melken (Noordscheschut)
- juk: De boer hef tweei emmers met mölk an het juk hangen (Eext)
- juk: Negosie hadden ze ok an het juk (Sleen)
- juk: An de halsholtriem zit 'n juk en daor komp de diksel in (Sleen)
- juk: Een juk ossen
- juk: Ze luip met het juk
- juk: Hij krig een zwaor juk te dragen
- juk: Veur heuihalen en korenhalen kwam der een juk op de wagen (Emmen)
- juk: De schörstien stiet op het juk (Dwingelo)
- jukkop: IJ hadden op de wagen twie (juk)koppen en twie jukplaanken; de veurkop is körter as de achterkop (Sleen)
- kret: juk
- nakzeel: De beide nekzelen van het juk waren kapot (Roswinkel)
- raam: Op de wipkar een raam en op een briede wagen een juk (Borger)
- raam: juk, rik, kret
- rek III: rik, juk
- stoetenkörf: Zie har de stoetkörf an een juk (Gieten)