U zocht voorbeeldzinnen met daarin "körten"
Resultaten 1 - 5 van 5
- inkörten: De eeteerpels körten wel haard in
- körten I: Wij mut de roene maar wat körten, want hij wordt aordig wèlig (Ruinerwold)
- körten I: Het is non mooi regenachtig weer, wij moet mar an het körten (Oosterhesselen)
- körten II: in körten
- körten II: Ik heb hom in körten nog is zein (Roderwolde)