U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kaarnsel"
Resultaten 1 - 4 van 4
- anzoeren: Het kaarnsel is anzoerd en haandwarm; ie kunt begunnen (Smilde)
- kaarnsel: Ik heb nog gien kaarnsel genog um vandage te kaarnen (Klazienaveen)
- kaarnsel: Moeder had veur ien kaarnsel zo'n 35 liter melk neudig (Zwinderen)
- kaarnsel: Wij hebt een kleine kaarntonne, dus bin ik mar weinig kaarnsel neudig (Broekhuizen)