U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kabel"
Resultaten 1 - 6 van 6
- heiblok: Vrogger gung het heien mit de haand. An het heiblok zat een dikke kabel, an weerskaanten een stuk of (Havelte)
- kabel: Het stuk iezer was te zwoor, de kabel is heur knapt (Barger Compascuum)
- oflegger: Dei de törven van de kabel pakte, was de oflegger (Barger Oosterveld)
- onklaor: Nou bin'k onklaor, de kabel is mij knapt (Gasselte)
- plank: De underschoever nam de plankies van de önderste kabel en scheuf die under de persmond veur de volg (Nieuw Dordrecht)
- sleuf: Zie greuven een een diepe sleuf veur een kabel (Borger)