U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kakeln"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kakeln: Die gaanze begunt direct te kakeln aj in de buurt komt (Padhuis)
- kakeln: Die wieven zit bij elkaar te kakeln, en hier geldt ok dat kakelnde kiepen niet legt, want zolange as (Hollandscheveld)
- louw I: Oenze kiepen könt wel kakeln, mar leggen is louw (Koekange)