U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kakken"
Resultaten 1 - 10 van 10
- hak: Achter de hakken kakken
- kakken: Daor achter de wal kuj wal kakken (Dalen)
- kakken: Moej even kakken?
- kakken: Achter de hakken kakken
- kakken: Ze hebt hum mooi te kakken ezet
- kakken: Een Drèense koe kan kakken/Mit iene keutel op twei hakken
- kakken: Ik kan drei dingen teglieke doen, zèe de olde boer. Ik kan kakken en pissen en ook nog de kiepen ro (Ruinerwold)
- kakken: Dei hier komt kakken/En wil het nich zakken/Dan mot hij mar drukken/Dan zal het wal lukken (Barger Oosterveld)
- keutel: Een Drèense koe kan kakken/Mit iene keutel op twei hakken
- Klaosienao: Klaosiens klein kind kan kleine keutelties kakken