U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kalkoen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- kalkoen I: Een kalkoen is nogal een brutaole veugel (Wapserveen)
- kalkoen I: Gezienus het met de kerstdaogen een kalkoen slaacht (Eexterveen)
- kalkoen I: Hie is zo rood as een kalkoen in het gezicht (Sleen)
- kalkoen I: Kalkoen roodrok, snötbengel, handstok
- kalkoen II: Het achterend van een peeriezer achter de naogels, dat is een kalkoen (Eexterveen)
- lel: Een kalkoen het een grode lelle (Emmer Erfscheidenveen)
- oppeuzeln: Mot hij die dikke kalkoen allennig oppeuzeln? (Eext)
- tak: Het umgebèugen of haoks ofgesmede achterende van een hoefiezer, dat is de kalkoen of de takke (Hoogeveen)