U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kalven"
Resultaten 1 - 20 van 35
- algedurig: Ons kou mus kalven, ik gung aalgedurig even kieken (Gieten)
- anmèerdern: Hie is in het juur aordig anmèerderd, hie zal wel gauw kalven (Sleen)
- anschieten I: Die koe schöt ok an, hie kan wal ies kalven vannacht (Sleen)
- anschikken: Die koe is aordig anschikt, hie kan vannacht wal kalven (Sleen)
- anstond: De ko wil kalven, kooj anstonds even (Wapse)
- bred: De koe wil kalven, wij moet het bred er achter doen (Stieltjeskanaal)
- dellen: As de koe op kalven stiet, begunt de baanden te dellen (Ruinerwold)
- dellig: De baanden bint slop en wordt al dellig, het kalven kan zo begunnen (Smilde)
- grupbred: Leg grupbred mor achter de koe, want hij wil kalven (Drouwen)
- ham II: Aam krig een koue veur het kalven, dan krig e een gezwel onder de boek. Dat bunt goeie melkkounen (Barger Oosterveld)
- hol II: Die koe wordt al hol, ...lös op de banden, hie mut kalven (Sleen)
- inknippen: As 'n koe kalven moet en het kalf wil der niet of, dan wordt die inknipt (Klazienaveen)
- kalm: kalven
- kalven: Bij de naobers mus een ko kalven (Roswinkel)
- kalven: De baanden bint lös, hij staot op kalven (Smilde)
- kling I: Het kalven gunk niet makkelijk, de kling van de koe was hielemaol op ezet (Broekhuizen)
- knik: As de baande mar half weer komt nao het kalven, dan hef e een knik op de baande (Padhuis)
- köld: De kölde mut vannacht kalven
- komsa: As het niet vlot gunk bij het kalven van de koe, mèuk hij een komsa, of de koe der an gunk (Ruinerwold)
- kriet: Ze schreven mit kriet an de balke wanneer de koe kalven mos (Hoogeveen)