U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kamnet"
Resultaten 1 - 20 van 41
- aap: Zie legt de aap in het kamnet (Sleen)
- achterpoot: De achterpoot van het kamnet is hielmaol verwurmd (Oosterhesselen)
- beleg: ... op 't kamnet
- beleg: mor beleg wordt ook zegd van de ringen en platen van het kamnet (Sleen)
- beun: Het kamnet völt van het beuntien (Ruinerwold)
- bijschoeren: Het kamnet stiet niet hielmaol goed, wij moet hum nog wat bijschoeren (Sleen)
- glaanzen: Het kamnet was zo mooi opvreven, het glaansde het oet (Eext)
- glèren: Hol toch op, aal op 't kamnet te glèren (Sleen)
- goed I: Het lèeste goed lig in het kamnet
- hemd: Vroeger lag er vèur iederiene een hemd klaor boven in het kamnet (Hijken)
- hoedenduze: De hoedenduze stiet in het kamnet (Sleen)
- holtwörm: Dat kamnet is niet veule meer wèerd, der zit (holt)wörm in (Beilen)
- ieken I: Een echt aiken kamnet (Roden)
- iemenwas: Wij hebt het kamnet wreven met iemenwas (Emmen)
- inpoetsen: Ik heb het beslag van het kamnet inpoetst, non moe'k het nog even oetpoetsen (Sleen)
- kamnet: Een kamnet hef 2 dèuren en 3 laeden en een linnenkaaste hef allennig 2 dèuren (Dwingelo)
- kamnet: Mien moe hef de sleutel van het kamnet
- kamnet: Laot je moouder maor veur het kamnet daansen (Balloo)
- kamnet: Hij lop altied met het kamnet op de rug
- kamnetspoot: Hie hef de kamnetspoten middendeur zaagd, aans pasde het kamnet niet in het neie hoes (Valthe)