U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kaold"
Resultaten 1 - 20 van 91
- anspitten: Most wat anspitten, dan hest het ok nich kaold (Barger Oosterveld)
- betrekken: De lucht betrök en het wuur kaold (Stieltjeskanaal)
- bijbuten: As het kaold was, mussen ij deurlopend het vuur bijbuten (Nieuw Dordrecht)
- blauwbekken: Ik wil daor niet langer staon te blauwbekken, het is mij er te kaold (Buinen)
- blikken I: Dat wicht is net een blikken pannegie, zo heeit, zo kaold (Balloo)
- bloed: Het is gien femilie, het is mor kaold bloud (Eext)
- bonk II: Het is zo kaold, trek de bonk mor an (Stieltjeskanaal)
- dat II: Al hoe kaold dat het is, een jas hef e nooit an
- doek: Ze vund het zo kaold dat ze een wollen dook um de kop bunden haar (Hijken)
- donders: Donders nog an toe, wat is het kaold (Emmen)
- erbarmelijk: Het was arbarmelijk kaold (Roswinkel)
- gemien: Het is weer gemien kaold (Weerdinge)
- glad: De melk was glad kaold, het kwam zo oet de koelkaast (Peize)
- glad: Ik had de haanden glad kaold (Erica)
- gloepends: Het was gloepens kaold (Beilen)
- hardbarst: Ik heb de handen kaold had, Ik heb der wal hoeveul van die hardbarsten, ...hardbarsies in (Sleen)
- harregat: Harregat, wat is het kaold! (Sleen)
- heufddoek: Ik heb een heufddoek um het heufd, het is mij te kaold (Zweelo)
- holten I: Dat is zo'n holten Klaos, hie wordt niet hiet of kaold (Sleen)
- iemenweer: Het is nogal kaold en nat west, dit zommer, helemaol gien iemenwèer (Hijken)