U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kaorrad"
Resultaten 1 - 5 van 5
- kaorrad: Het kaorrad piept, het mot smeerd worden (Gasselte)
- kaorrad: Een kees, zo groot as een kaorrad (Sleen)
- kaorrad: Dat is net een duvel op een kaorrad
- rad I: kaorrad
- rèren: De wagen, ...de ploeg, ...het kaorrad rèert