U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kappen"
Resultaten 1 - 13 van 13
- beul: Bie het persmesien was der een beul, dei de törven kappen mos (Valthermond)
- börst: Van kappen en körsten kriej dikke börsten (Gasselte)
- hakbeitel: Een hakbeitel was een dikkere beitel veur gaten kappen (Sleen)
- handbiel: Ik heb het handbielegien kapothouwen met het kappen (Sleen)
- holtblok: Een holtblok was um een slachtzwien op of te slaon of um brandholties op te kappen (Westerbork)
- kappen: In de bos binnen ze an het holt kappen (Emmer Compascuum)
- kappen: Ik wol die waal eingelk wel kappen (Roderwolde)
- kappen: Een gat in het ies kappen (Padhuis)
- kappen: Je kun der maor zo neit op in kappen
- kappen: Zie bint hen vis kappen
- kappen: Wai kappen der nog neit met
- knarp: As de mèensen pas weer begunden mit het wark in de bos, kappen en rooien en zo, dan kregen ze knarp (Hoogeveen)
- kwikke: Het maakte verschil bij het anbesteden van het kappen: kwikken oprumen of niet (Hoogeveen)