U zocht voorbeeldzinnen met daarin "karnemelk"
Resultaten 1 - 6 van 6
- anstippen: Ze stipte de brandwonde mit karnemelk an (Hoogeveen)
- besprenkeln: Ow vrogger zoerkool meuken, wörde 't besprenkeld mit karnemelk (Ruinerwold)
- bloed: Wat bin ik eschrökken, mien bloed worde karnemelk (Hoogeveen)
- karnemelk: Die karnemelk zit de hui is, die is niet meer zo lekker (Geesbrug)
- kniddelig: De karnemelk, ... slagroom is mij kniddelig worden; dan zit er van die hiele kleine knirrels in (Sleen)
- poep II: Noordse poepen/Lange roepen/Gaot hen noord/Karnemelk zoepen (Hoogeveen)