U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kas"
Resultaten 1 - 20 van 21
- comediespeulen: Do kas toch goed kemeliespeulen (Padhuis)
- ent: Kas do zörgen dat ik van die boom een ent krieg? (Padhuis)
- gang: Die gang is gien doktersgang, d.i. do kas het wal wachten en doen (Padhuis)
- generaal II: De generale kas (Hijken)
- haal I: Hij is met de kas an de haol (Drouwen)
- kaorrad: Kas, kas krooierad/O wat een fiets is dat (Erica)
- Karst II: Het was een kerel as Kas
- Karst II: ...En Kas is een kerel as een stuk stront (Roderwolde)
- Karst II: Een kèrel as Kas/Haor as vlas/Bienen as een kikker/En nog was het gien dikkerd (Sleen)
- Karst II: Kas was ain kerel as ain mousstronke, luit zuk deur ain klokhenne de kop ofbieten (Valthermond)
- klokhenne: Ain kerel as Kas, dat was ain mousstronke, luit zuk deur ain klokhenne de kop ofbieten (Valthermond)
- krap II: De penningmeester zit krap bie kas (Barger Compascuum)
- krap II: an kas (Hoogeveen)
- lekker: Kas mij toch lekker niet vangen (Padhuis)
- moesstronk: Kas was ain kerel as ain mousstronke, luit zuk deur ain klokhenne de kop of
- moezenkeutel: Ie bint een kerel as Kas en Kas is een kerel as een moezekeutel (Hooghalen)
- oetkeuren: Do kas oet die koppel de besten oetkeuren (Padhuis)
- ofroeschern: Kas do het peerd even ofroeschern (Padhuis)
- verlengen: Asse dat klied verlengs, kas het wal weer an (Padhuis)
- verroesten: Kas um mij verroesten (Padhuis)