U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kene"
Resultaten 1 - 3 van 3
- keen I: Een kene plaanke
- kene: Ik heb een kene ien de vinger (Broekhuizen)
- kene: Aj een kene in de vinger hadden: een wollen draod deur de russel en in de kene, dan haj hum zo weer (Ruinerwold)