U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kerkkoor"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kerkkoor: Hie is jaoren lid west van het kerkkoor (Borger)
- koorèende: Meestal stao wij met het kerkkoor in het kooreinde te zingen. Het kooreinde, dat is veur in de kerk (Hijken)
- zanger: Op dat kerkkoor keunt ze nog wal wat zangers gebroeken (Barger Compascuum)