U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ketter"
Resultaten 1 - 11 van 11
- ketter: L. hen de kerke gaon? Man, dat is de grootste ketter die der op twee bienen rondlop (Hijken)
- ketter: Ik lao mij niet uutschelden veur ketter (Diever)
- ketter: Een ketter is ook een schrouwerd (Dwingelo)
- ketter: Hij vlukt as een ketter (De Wijk)
- ketter: zoop as een ketter (Zuidlaren)
- ketter: is zo dronken as een ketter (Geesbrug)
- ketter: buldert as een ketter (Hijken)
- ketter: Het pèerd houwt as een ketter (Sleen)
- liegen: as een ketter (Dalen)
- peiger II: Die vent zop as een ketter; lig 's aovends um 8 ure alweer veur peiger (Uffelte)
- vluken: as een ketter (Balloo)