U zocht voorbeeldzinnen met daarin "keutel"
Resultaten 1 - 20 van 32
- geheimzinnigheid: Wat een geheimzinnigheid aal over dat feest van mörgenaovend, astond dreit het nog op een keutel oe (Eext)
- glienstern: Het glinsterde as een keutel in de maoneschien (Roderwolde)
- hopen I: En wij aal mor hopen op mooi weer, mor dat leup op 'n keutel oet (Eext)
- kakken: Een Drèense koe kan kakken/Mit iene keutel op twei hakken
- keutel: Die hond hef een dikke keutel in de tune achterlaoten (Coevorden)
- keutel: Het jonkie kun niet zo gauw meer in hoes kommen, en har daorum een beste keutel in de boks (Eext)
- keutel: Kuj de keutel niet kwiet?
- keutel: Die kan de keutel niet kwietworden
- keutel: Haard op de keutel is lastig
- keutel: Het peerd is nog niet vaaste op de keutel
- keutel: goud op de keutel
- keutel: Hai is gien keutel veur de kont weerd
- keutel: Hij hef de keutel bie het rechte end (Barger Oosterveld)
- keutel: Ze laot joe warken totdat je het bloed an de keutel hebben (Klazienaveen)
- keutel: Die is veur de keutel nog te duur
- keutel: Ie bint hier niet veur de keutel
- keutel: De neie knecht was daor op de keutel
- keutel: Wat een geheimzinnigheid aal over dat feest van mörgenaovend, astond dreit het nog op een keutel oe
- keutel: Hij glimt as een keutel in de maoneschien (Schoonoord)
- keutel: as een keutel in duuster (Roswinkel)