U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kezien"
Resultaten 1 - 13 van 13
- doem: Ik wil nog even een doem in het kezien slaon (Dwingelo)
- instik I: De ienstik zit ien het kezien (Fluitenberg)
- kalf I: Een tussendrumpel boven ien een kezien is een kalf (Wapserveen)
- kats I: Wij hebt een nei kezien in de kamer ekregen, het olde was kats verrot (De Wijk)
- keep II: We moeten even een keep in dat kezien maken (Klazienaveen)
- koplaog: Boven het kezien weur een koplaog metseld (Borger)
- middenkalf: Hie zeug het middenkalf oet het kezien, zodat er een roet in kun in één stuk (Gasselte)
- negge: De negge is de butenwaarkse maote van een kezien, tussen de muren (Wapserveen)
- negge: het stokkie van de schone mure, dat veur het kezien uutstek (Hoogeveen)
- raamwark: Het kezien en het raom is het raomwaark (Eext)
- rikketik: Een scharpe naal of een spieker wuur in de stokvarf of in het kezien steuken, vlak an het glas. Dan
- vermolmd: Laow der mar een nei kezien inzetten, want het holt is hielmaol vermolmd (Oosterhesselen)
- vurenholt: Dat kezien was van vurenholt (Roderwolde)