U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kier"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kier: Aj eerder de aolde hoezen haren, daor zat nog wal ies een kier in de zolder (Hijken)
- kier: Der zit een aordige kier under die deur, het tocht er aaid underdeur (Sleen)
- kier: Hie stiet aaid op een kier te loeren