U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kif"
Resultaten 1 - 7 van 7
- kif I: As de moezen het stro kepot evrèten harren, dan was het kif (Ruinerwold)
- kif I: Ze hebt kif veur het hoes streid
- kif II: Dat is de kif, kaans zeker niet velen, dat e meer hef as do (Coevorden)
- kif II: Het is de kif dat as ie mien neie pak zo ofkamt (Elim)
- kiffel: In de tummerwinkel is kiffel, ...kif het fiene holtmot, tussen zaagsel en krullen in (Hoogeveen)
- kiffel: kif I
- uutsloepen: Het stro uutsloepen om het fiene kif der uut te kriegen (Nijensleek)