U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klas"
Resultaten 1 - 13 van 13
- iesberen: Hie leup wat te iesberen in de klas (Borger)
- klas: Hie zit op daarde klas van 't schoel (Sleen)
- klas: Het is eerste klas spul (Fluitenberg)
- klas: Ik reis twiede klas (Buinen)
- loos I: Zie is biezunder loos, zie sprong zo een klas over op schoul (Gieterveen)
- ploeg II: Van een ploeg eerste klas vaklu wördt wel ies zegd: dat is een golden ploeg (Wapserveen)
- pruttelkont: Hij is een pruttelkonte eerste klas (Ruinerwold)
- rebullie: Bij die man in de klas was het aaid rebellie (Sleen)
- strafwark: De heeile klas kreeg strafwaark (Eext)
- underwiezeres: De underwiezeres stun veur de leegste klas (Dalen)
- vak I: Zoveul vakken hebt ze in die klas niet mèer (Weerdinge)
- wanorde: Wat hef die meester een wanorde in de klas (Drouwen)
- zitten: Hij is in de viefde klas zitten bleven (Nieuw Dordrecht)