U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klauw"
Resultaten 1 - 15 van 15
- klauw I: De buizerd pakde de moes met eein klauw vaast (Eext)
- klauw I: Hij kreeg een klauw van die hond in het been (Pesse)
- klauw I: De katte gaf mij een klauw over de handen (Schoonoord)
- klauw I: 'n Klauw van 'n peerd komp good an (Diever)
- klauw I: Hij deed een klauw ien het maantien mit proemen en lèup toe hard weg
- klauw I: Een klauw an een ploeg, daor kun je een mes achter doen (Klazienaveen)
- klauw I: Hij trok met de klauw de mes van de waogen (Roderwolde)
- klauw I: De klauw zit under an het hek en dreit um de proppaol toou (Eext)
- klauw I: Daor hej een hele klauw an
- klauwerd: klauw
- knaok: klauw
- knoest: klauw I
- stinkklauw: Een koe met een stinkklauw hef een ontsteking under in de klauw en een koe met een stinkpoot boven o (Sleen)
- strompeln: Hij strompelde nog wat, hij har een malle klauw had van de roodbonte (Hijken)
- strop: Die beugel dat is de klauw of strop (Sleen)