U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kleinkind"
Resultaten 1 - 6 van 6
- bestemmen: Zie had het ooriezer veur heur kleinkind bestemd (Weerdinge)
- geldstuk: Hie har nog een geldstuk in 't buus en dat gaf e zien kleinkind (Sleen)
- mare: Wij hebt een bliede mare had, wij hebt een kleinkind kregen (Emmen)
- meter II <-s>: Bij de deup van oons eerste kleinkind was mien vrouw meter (Erica)
- rammelaar I: Oma nam heur kleinkind een rammelaor met (Eext)
- toeleggen: Grommo leg heur kleinkind zo nou en dan wat toe (Beilen)